15 juli 2022 (laatste blog)
Eenvoud, Waarheid en het Eeuwige
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten hangt een innemend klein schilderij van de hand van Andreas Schelfhout (Den Haag, 1787 – Den Haag, 1870).
Hoewel Schelfhout vooral landschappen schildert en hiermee al tijdens zijn leven een grote bekendheid en populariteit geniet, zijn er ook enkele van dit soort kleine ‘stadsinterieurs’ van hem bekend. Ze sluiten aan bij zijn opleiding als decorschilder, die hij van zijn leraar Joannes Breckenheijmer (Den Haag, 1772 – Den Haag, 1856) ontvangt in de periode 1811-1815.
Schelfhout is reeds 24 jaar oud, wanneer hij de overstap maakt van ambachtelijk schilder in de lijstenmakerij van zijn vader, naar dat van zelfstandige kunstschilder. Dit blijkt een wijs besluit te zijn, want zijn carrière neemt een grote vlucht.
Een huiselijk tafereel
Het geschilderde paneeltje geeft een kleine, afgesloten binnenplaats weer waar een vrouw water haalt bij een pomp. Ze giet het water uit een houten emmer over in een koperen ketel. Dit soort ketels werden boven de haard aan een ketelhaak of haardzaag gehangen om eten in te bereiden of om de was in te koken.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Andreas Schelfhout, Binnenplaatsje, 1820-1830, olieverf op paneel (inv.nr. SK-A-3887, Collectie Rijksmuseum).
Naast de vrouw staat een jongen met een schaal onder zijn arm. Hij wijst naar het hondje dat naast hen op de grond zit. Het hondje zit bedelend en vol verwachting op zijn achterste pootjes en met zijn voorpootjes omhoog. We kunnen ons voorstellen hoe zijn staart heen en weer zwiept over de stoep.
Rechts, achter het tafereel zien we hoe twee mollige armpjes en een blonde krullenbol boven een onderdeur uitkomen. Het kind kijkt ons rechtstreeks aan; alsof het geïnteresseerd door het hondje over de deur uitkeek, maar de toeschouwer toen opeens opmerkte. Met zijn blik betrekt het kind de toeschouwer bij het tafereel, waardoor we onderdeel uitmaken van het tafereel.
Stadsinterieur of genrestuk?
Van Schelfhout kan geen 'stadsgezichtenschilder' worden genoemd. Zijn kleine aantal binnenplaatsjes zijn niet topografisch correct, maar verzonnen. Bovendien draait alles in deze voorstellingen om de intimiteit van het tafereel en de atmosfeer van het geheel. Dit specifieke schilderij kan daarom ook een genrestuk worden genoemd; een categorie binnen de schilderkunst, zoals onder andere portretschilderkunst, historieschilderkunst en stillevens dat ook zijn.
Genreschilderkunst geeft een voorstelling weer die zo uit het dagelijkse leven lijkt genomen. Dit werk past daarnaast perfect in het heersende schoonheidsideaal van de Romantiek: ‘Eenvoud, Waarheid en het Eeuwige’ zijn bewonderenswaardige en nastreefbare idealen in de 19de eeuw.
Schelfhout heeft geen rijk koopmansgezin weergegeven in dure kleding en in een prachtige aangelegde tuin. De kleding van de vrouw en de jongen zijn gescheurd en hersteld; hij mist knopen aan zijn vest en de neuzen van zijn schoenen zijn versleten. Hun kleine, afgesloten wereld die de binnenplaats is – waar de kozijnen rot zijn en de ramen beschadigd – lijkt ver verwijderd van de hoge lucht boven de daken.
Schatten uit het Rijks: Hete Vuren
Ben je eveneens gecharmeerd geraakt van de genreschilderkunst en wil je graag meer van dit soort pareltjes uit het Rijksmuseum zien? Vanaf 24 april 2023 is de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hete Vuren in het Markiezenhof te zien. De tentoonstelling bestaat overwegend uit genrestukken en voor het eerst in de geschiedenis van de stad is werk van Jan Steen (Leiden, 1626 – Leiden, 1679) en Gerard Dou (Leiden, 1613 – Leiden, 1675) in Bergen op Zoom te zien.
1 juli 2022
De schilderachtige werkelijkheid van Weissenbruch
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten is een schilderij van de hand van Jan Weissenbruch (Den Haag 1822 – Den Haag 1880) te zien, getiteld De Steigerpoort te Leerdam (ca. 1870).
De eenvoudige, toch fraaie, witte poort op het schilderij is weergegeven aan het einde van een straat en ligt in de bijna onverbiddelijke warmte van de zomerse zon. De hel blauwe kleur van de lucht en de warme rode tinten van de dakpannen en bakstenen muren zijn prachtig weergegeven in dit licht.
Jan Weissenbruch
De familie van de kunstenaar komt van oorsprong uit Duitsland en is van eenvoudige afkomst; de grootvader van Jan Weissenbruch was pruikenmaker en zijn eigen vader een winkelbediende. Dankzij zijn populariteit als kunstschilder klimt Jan zelf echter al snel op de sociale ladder. Daar komt hij in contact met belangrijke schilders van zijn tijd, onder wie Johannes Bosboom (Den Haag, 1817 – Den Haag 1891) en Andreas Schelfhout (Den Haag 1787 – Den Haag 1870).
De schilderijen van Jan Weissenbruch zijn opgenomen in belangrijke collecties, waaronder in die van koning Willem II (Den Haag 1792 – Tilburg 1849) en die van Albert van Saksen-Coburg en Gotha (Duitsland 1819 – Verenigd Koninkrijk 1861), prins-gemaal van koningin Victoria (Verenigd Koninkrijk 1819 – Verenigd Koninkrijk 1901). Voor zijn grotere schilderijen kan de kunstenaar soms duizenden guldens rekenen. Het schilderij van De Steigerpoort te Leerdam bracht het aanzienlijke bedrag van drieduizend gulden op.
Weissenbruch werd geroemd om zijn natuurgetrouwe weergave van steden en dorpen. Maar is zijn weergave van de Steigerpoort te Leerdam echt wel zo natuurgetrouw?
Een trefzekere kunstenaar
Evenals Jan van Goyen in de zeventiende eeuw, maakt Jan Weissenbruch reizen door het land waarbij hij het landschap vastlegt in schetsboeken (zie blog hieronder d.d. 15 april: Het ondernemerschap van Jan van Goyen).
Zoals het uitmuntende kunstenaars betaamt, vervaardigt Weissenbruch vele schetsen van de dorpen en steden die hij bezoekt. Zijn schetsen dienen echter niet alleen als studiemateriaal, maar zijn zo trefzeker van aard dat bijna iedere tekening tot een uitgewerkte aquarel of schilderij is te herleiden. Dit geldt ook voor de schetsen die Weissenbruch van de Steigerpoort maakt.
Wanneer we de schetsen met het voltooide schilderij vergelijken, valt echter iets op: De versterkte zijde van de poort is op het schilderij naar de stad toe gedraaid. In termen van stedelijke verdediging is dit totaal onlogisch, maar vanuit het standpunt van de kunstenaar is dit een volstrekt rationele beslissing. Weissenbruch kiest ervoor om de mooiste zijde van de poort op zijn schilderij te tonen en een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid is van ondergeschikt belang.
Deze parel uit het depot van het Rijksmuseum verdient eigenlijk een permanente plaats op zaal in het Rijksmuseum. Tot en met 24 juli is hij in ieder geval nog te bewonderen in de Schatkamer van het Markiezenhof.
Jan Weissenbruch, De Steigerpoort te Leerdam, 1870, olieverf op doek (inv.nr. SK-A-1160, Collectie Rijksmuseum).
3 juni 2022
Kermissen en kwakzalvers
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten wordt door het museum aandacht besteed aan de jaarmarkten en kermissen die traditiegetrouw op pleinen binnen de stad plaatsvinden.
Bergen op Zoom kent een lange geschiedenis op dit gebied met de middeleeuwse jaarmarkten die van oudsher na Pasen en na Allerheiligen plaatsvonden. Later, in de negentiende en twintigste eeuw, was Bergen op Zoom de stad waar kermisfamilies overwinterden.
Terechtstellingen
Handelaren vonden op markten niet alleen koopwaar; op de pleinen was ook ruimte voor vermaak en dit was een breed begrip. Op pleinen vonden in de middeleeuwen namelijk ook terechtstellingen plaats en omdat oplichting en andere overtredingen tijdens de Paas- en Koudemarkten streng werden bestraft, was dit een met regelmaat voorkomend gebeuren. De terechtstellingen trokken altijd publiek. Het kleine schilderijtje van de Grote Markt te Bergen op Zoom, dat Hans Bol schilderde in 1587, geeft een dergelijke terechtstelling weer (afb. 1).
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Grote Markt te Bergen op Zoom door Hans Bol (1587)
Kwakzalvers
Een andere vorm van vermaak, werd niet tot oplichtingspraktijken gerekend, maar was dit in feite wel degelijk. Kwakzalvers verdienden namelijk op de markten hun geld met het ‘behandelen’ van zieke mensen en met de verkoop van ‘geneesmiddelen’. Het Markiezenhof heeft twee topstukken in de museumcollectie van de kunstenaar Matthijs Naiveu (Leiden, 1647 – Amsterdam, 1726). Hierop is een kwakzalver te zien die met zijn handlangers aan het werk is (afb. 2 en 3). De twee schilderijen zijn mogelijk bedoeld als ‘pendanten’. Dat houdt in dat de schilderijen wat betreft voorstelling en formaat op elkaar aansluiten en naast elkaar behoren te hangen; ze vullen elkaar aan.
In het eerste schilderij (afb. 2) is een groep mensen verzameld rondom een kwakzalver die in een luxe kraam een wondermiddel aanprijst. Rechts van de man staat een handlanger van de kwakzalver, een vrouw met een opvallende hoed. Het aapje op de tafel is een komisch element, maar verwijst ook naar de zondige mens die zich door zijn lusten laat regeren. Links probeert een jongen de tas van een man te rollen; een openlijke verwijzing naar het element van bedrog. De jongen wordt opgemerkt door de man links van hem, die alleen gemoedelijk toekijkt. Het gehele tafereel is weergegeven in een stadsgezicht, of specifieker een stadsinterieur met een stadspoort. Dit opvallende gebouw is fantasie, maar wel in hoofdlijnen gebaseerd op de Leidsepoort te Amsterdam. Bij deze poort, op het huidige Koningsplein en langs de Herengracht, vonden in de zeventiende eeuw kermissen en jaarmarkten plaats.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Matthijs Naiveu (Leiden, 1647 – Amsterdam, 1726)
In het tweede schilderij (afb. 3) dient de kwakzalver zijn wondermiddel toe aan een patiënt. Het is dezelfde kwakzalver als in het vorige schilderij!
De bedrieger heeft zijn jas en mantel uitgedaan en zijn hoed afgenomen; ze liggen op een hoopje linksvoor in het beeld. Vooraan op het podium staat de vrouw met de opvallende hoed, die het wondermiddel aanprijst. In haar linkerhand houdt ze een document vast waaraan een lakzegel hangt. Het papier moet het publiek overtuigen dat het drankje echt werkt. Het aapje is niet verdwenen, maar bevindt zich rechtsboven tegen het decor; naast de afbeelding van de zwangere vrouw. De clown is nu toegevoegd voor de komische noot en om het publiek af te leiden. Op het podium staat verder een mand met mysterieuze witte keien. Deze verwijzen naar het ‘keisnijden’ dat zal plaatsvinden. De kwakzalver zal een vergelijkbare kei van het hoofd van de patiënt snijden en hem daarmee van zijn dwaasheid verlossen.
Ten slotte is ook dit tafereel in een stadsinterieur weergegeven; in de achtergrond is de Blauwe poort van Leiden te zien, de geboorteplaats van Matthijs Naiveu.
Matthijs Naiveu (Leiden, 1647 – Amsterdam, 1726)
20 mei 2022
Betsie Issels en Abraham Gips
“Je hoeft hier niet geboren te zijn om hier vandaan te willen komen.” – Bert Bevers
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten zijn ook meerdere geschilderde stadsgezichten, ofwel ‘pareltjes’, uit de collectie van het Markiezenhof te zien.
Eén van deze schilderijen geeft de Steenbergsestraat te Bergen op Zoom weer in de richting van het zuiden (afb.1). Links ligt het Markiezenhof in de warme namiddagzon, die vanuit de Moeregrebstraat op de voorgevel van het hof schijnt. Het gebouw was toen nog kazerne; het wachthuisje en de zes soldaten buiten de poort getuigen hiervan.
Het schilderij werd decennia geleden aangekocht als een mogelijk werk van de Bergse kunstenares Lucie van Dam-van Isselt (Bergen op Zoom, 1871 – Den Haag, 1949).
Kunsthistorisch onderzoek, voorafgaande aan de tentoonstelling, heeft echter aangetoond wie dit schilderij daadwerkelijk heeft vervaardigd, wanneer het is vervaardigd en onder welke omstandigheden het is ontstaan.
Betsie Issels (1885 – 1943)
Het schilderij is vervaardigd door de uit Arnhem afkomstige kunstenares Elisabeth (Betsie) Helena Henriëtte Issels. Ze is de dochter van technisch tekenaar Jacques Issels en diens vrouw Helena Lelie. Het gezin bestaat tevens uit Betsie’s oudere broer Leo en oudere zus Jacqueline.
Wanneer Jacques Issels in 1888 een positie aan de Universiteit van Utrecht aangeboden krijgt, verhuist het echtpaar met hun drie kinderen naar het Hoogt aldaar. In Utrecht krijgt Betsie haar eerste tekenlessen mogelijk van Gerardus Willem van Dokkum (Utrecht, 1828 – Utrecht, 1903), die vooral ontwerptekeningen maakt voor zilverwerk.
Op negentienjarige leeftijd verhuist Betsie met haar familie naar Delft. Hier volgt ze teken- en schilderlessen bij de kunstenaar Abraham Frans Gips (Schiedam, 1861 – Den Haag, 1943).
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Elisabeth Helena Henriëtte Issels, De Steenbergsestraat met het Markiezenhof te Bergen op Zoom, 1895-1911, olieverf op doek (inv.nr. 02107, Markiezenhof, Bergen op Zoom).
Bram Gips (1861 – 1943)
Abraham (Bram) Gips woont van 1894 tot 1912 in Delft, waar hij vanaf 1905 een professoraat heeft aan de Technische Universiteit (afb.2). Gips is gespecialiseerd in interieur- en kunstnijverheidsontwerpen, waaronder wand- en plafondschilderingen en meubelen. Ook vervaardigt hij grafische ontwerpen voor boekbanden. Daarnaast schildert hij landschappen en stadsgezichten, portretten en marines.
Hij is als tekenaar, schilder en grafisch ontwerper niet minder dan een veelzijdig kunstenaar te noemen. Gips onderwijst Betsie acht jaar lang in het tekenen en schilderen, totdat ze op 26-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuist en aldaar verder studeert aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten.
Ze specialiseert zich in portretten, maar haar belangrijkste werk is een schilderij van het interieur van de gerestaureerde Nieuwe Kerk te Delft. Het kerkbestuur geeft het schilderij als geschenk aan koningin Wilhelmina.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Abraham Frans Gips, Zelfportret, 1924, olieverf op doek.
Leraar, leerling en Bergen op Zoom
Betsie heeft Bergen op Zoom nooit bezocht en kent de Steenbergsestraat en het Markiezenhof niet. Hoe heeft ze dan zo treffend dit beeld weten vast te leggen en waarom koos ze juist Bergen op Zoom als onderwerp?
De reden hiervoor is hoogst waarschijnlijk dat Betsie, tijdens haar leertijd bij Abraham Gips, een foto, tekening of wellicht een schilderij van de Steenbergsestraat in zijn woning of atelier heeft gezien.
In de periode 1886 – 1889 woont Gips namelijk in de Van Dedemstraat te Bergen op Zoom. Aansluitend verhuist hij met zijn vrouw Cornelia Johanna Helena James (1862 – 1951) naar Halsteren, waar ze tot 1894 wonen.
De Steenbergsestraat naar het zuiden gezien, 1908 (fotonummer: SSTE015, collectie West-Brabants Archief).
De Steenbergsestraat met de voorgevel van het Markiezenhof naar het oosten gezien, 1908 (fotonummer:SSTM060, collectie West-Brabants Archief).
Foto’s uit het digitale foto-archief van het West-Brabants Archief geven de Steenbergsestraat in 1894 weer. Hierop is onder meer te zien dat de gevel van het Markiezenhof en de pomp op het Beursplein overeenkomen met het schilderij.
6 mei 2022
Een anonieme tekening van Bergen op Zoom
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten is een bijzondere tekening uit de Topografische Atlas van Bergen op Zoom voor de eerste keer te zien voor publiek. De tekening uit de zeventiende eeuw geeft het oude havenfront van Bergen op Zoom weer.
De onbekende kunstenaar staat hier met zijn rug naar het water en kijkt in de richting van de stad. Links heeft hij de geknotte, ronde torens van de St. Nicolaaspoort getekend; in het midden de Waterpoort (ook wel de Hampoort genoemd) en uiterst rechts is een deel van de toren van de St. Jacobspoort nog zichtbaar. Twee wieken van de Noordmolen komen nog net boven de aarden wal uit en ook de masten van de schepen in de haven zijn te zien.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Onbekende kunstenaar, Havenfront van Bergen op Zoom, 17de eeuw, pen op papier, West-Brabants Archief.
De topografische atlas
Zoals vrijwel iedere stad, heeft de gemeente Bergen op Zoom een Topografische Atlas. In deze collectie bevinden zich tekeningen, prenten en aquarellen van stadsgezichten en -profielen, evenals kaarten en plattegronden. Tezamen geven ze een beeld van de stad zoals deze in het verleden was en hoe de stad door de eeuwen heen is veranderd.
De collectie vormt een belangrijke bron van informatie voor onder andere (kunst en architectuur)historici, archeologen en stedenbouwkundigen. Van alle werken in de Topografische Atlas is uiteraard bekend dat Bergen op Zoom, of een plaats in de omgeving, is weergegeven.
Er bevinden zich echter nog heel veel tekeningen en prenten van de stad op de kunstmarkt en in topografische atlassen van andere steden. Van deze werken is vaak niet bekend dat het om Bergen op Zoom gaat. Er valt dus nog veel beeldmateriaal van onze prachtige stad te ontdekken, maar wat maakt het zo lastig om met name tekeningen te lokaliseren en toe te schrijven aan een kunstenaar?
Het toeschrijven van tekeningen
De tekening van het havenfront is rechtsboven door de kunstenaar voorzien van een titel: “Tot Berge op Zoom” en midden onder van het monogram “PH[L]”. De titel maakt het lokaliseren eenvoudig; de identiteit van de kunstenaar blijft echter tot op heden onbekend. De initialen zijn bekend, maar de biografische gegevens van deze monogramist zijn nog niet ontdekt.
Mogelijk kunnen vier kunstwerken aan hem worden toegeschreven op basis van zijn monogram, maar het is niet bekend waar deze schilderijen en tekeningen zich bevinden of hoe ze er precies uitzien. Dit betekent niet dat de kunstenaar weinig tekeningen of schilderijen heeft vervaardigd of dat er maar enkele zijn bewaard. Het betekent alleen dat meer (vergelijkend) onderzoek nodig is. Tot de negentiende eeuw is het namelijk zeer gebruikelijk dat met name tekeningen niet worden gesigneerd. Tekeningen zijn oefeningen tijdens de leertijd, ontwerpen voor een prent of voorstudies voor een schilderij dat later in een atelier wordt geschilderd. Het zijn geen opzichzelfstaande kunstwerken. Pas in de twintigste eeuw zijn we tekeningen als zodanig gaan beschouwen.
Om een individuele tekening goed te kunnen toeschrijven, zijn een aantal tekeningen nodig die duidelijk zijn gesigneerd en waarvan men zeker weet dat ze door de kunstenaar zijn vervaardigd. Deze tekeningen vormen het ‘sleutelstuk’. Op basis van deze tekeningen kijken kunsthistorici naar overeenkomsten en verschillen tussen de toegeschreven en de nog niet toegeschreven werken. Hierbij wordt het signatuur, de opbouw, de stofuitdrukking en de tekenwijze vergeleken. Het ontbreken van een titel, signatuur en vergelijkend materiaal maakt het dus lastig om tekeningen te lokaliseren en toe te schrijven.
Afbeelding 1. Onbekende kunstenaar, Havenfront van Bergen op Zoom, 17de eeuw, pen op papier, West-Brabants Archief.
22 april 2022
De lof en pracht van de stad
De opkomst van het stadsprofiel
In de vijftiende en in de eerste helft van de zestiende eeuw passen kunstenaars het dorp- en stadsgezicht vooral toe als achtergronden voor religieuze voorstellingen. Over het algemeen zijn zij minder gemoeid met de topografische juistheid van deze dorpen en steden. Buiten hen zijn er ook kunstenaars die serieuze pogingen ondernemen om een stad zo natuurgetrouw mogelijk weer te geven. Een voorbeeld hiervan is een paneel uit 1518-1520 met daarop weergegeven Christus en de Samaritaanse vrouw bij de stad Breda. In de achtergrond is het stadsprofiel van Breda zichtbaar.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Onbekende kunstenaar, Christus en de Samaritaanse Vrouw bij de Stad Breda, 1518-1520, olieverf op paneel, Stedelijk Museum Breda.
In Antwerpen en het Rijngebied worden al aan het einde van de vijftiende eeuw zelfstandige stadsprofielen gemaakt van hoge kwaliteit. De groeiende populariteit van het genre kan worden verklaard door de toenemende interesse in topografie rond de tweede helft van de zestiende eeuw.
Koningen, edelen, geestelijken en burgers verfraaien het interieur van hun kastelen en landgoederen met kaarten en stadsprofielen en dragen zo ook hun politieke macht uit aan hun gasten en ondergeschikten.
Burgers in de noordelijke Nederlanden hebben ongeveer dezelfde redenen voor het bestellen van profielen van hun stad. Naast een toenemende interesse voor topografie ligt aan de basis van de opdrachten het uitdragen van de lof, pracht en rijkdom van de stad waar zij wonen.
Het stadsprofiel van Bergen op Zoom
In 1634 krijgt Samuel de Swaef (1597-1636) opdracht van het stadsbestuur van Bergen op Zoom om een groot stadsprofiel te graveren. Voor de schoolmeester, die zich tien jaar eerder in de stad heeft gevestigd en pas sinds 1627 topografische kaarten graveert, is dit een prestigieuze opdracht. Het grote prentwerk is op vier losse platen geëtst en gegraveerd en is ongetwijfeld het mooiste profiel van Bergen op Zoom.
De prent toont de stad uit het westen, met uiterst links het dorp Noordgeest en rechts het dorp Borgvliet. Het profiel is voorzien van het wapen van het Hertogdom Brabant, het wapen van Bergen op Zoom en vier cartouches. In de tweede cartouche staat het volgende lofdicht gegraveerd:
“Siet Bergen op den Zoom
Aent Scheldt haer dus verthoont
Met forten vijff: seer sterck
Voor aen des havens mondt
Eertijts vol Coopmanschap
Leest onder met wat lof De stadt die wijdt vermaert
Soo als sij is bewart
Waervan de twee in d’oogen
Aldus haer form verthoogen
En nu des landts gewelt
Faem haere deucht vertelt”
De prent van De Swaef is het enige bekende profiel van Bergen op Zoom met een lofdicht. Het werd zeer gewaardeerd door het stadsbestuur, want De Swaef kreeg een groter geldbedrag dan hij had gevraagd voor zijn werk.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Samuel de Swaef, Stadsprofiel van Bergen op Zoom, 1634, ets en gravure, Atlas van Stolk, Rotterdam.
Bij het maken van de tekening voor de prent kreeg De Swaef hulp van de Bergse glasschrijver en ‘clockspeelder’ Jacob van den Heden. De Swaef had als schoolmeester ongetwijfeld kennis van de stad en haar omgeving en het schoonschrift is waarschijnlijk van zijn hand. Hij had echter tot dusver alleen ervaring in het maken van kaarten; de kennis van een kunstenaar als Van den Heden moet waardevol zijn geweest en heeft ongetwijfeld bijgedragen tot het fraaie eindresultaat.
15 april 2022
Het ondernemerschap van Jan van Goyen
In de tentoonstelling Schatten uit het Rijks: Hoge Luchten zijn maar liefst twee schilderijen van Jan van Goyen (Leiden 1596 - Den Haag 1656) te zien: een groot doek met een gezicht op het Valkhof in Nijmegen en een klein paneel met daarop een gezicht op de stad Arnhem.
Jan van Goyen is een van de bekendste 17de eeuwse landschapsschilders in Nederland. Van zijn hand resteren ongeveer 1200 schilderijen. Dit aanzienlijke aantal is echter niet zijn volledige oeuvre. Dat oeuvre moet nog vele malen groter zijn geweest. De grote omvang van zijn productie geeft aan hoe geliefd zijn voorstellingen van het Hollandse landschap al tijdens zijn leven zijn.
De landschappen van Van Goyen worden vooral gekenmerkt door een lage horizon en hoge luchten met veel indrukwekkende wolkenpartijen. Tijdens zijn reizen door de Republiek maakt hij veel schetsen die hij later uitwerkt op paneel of doek. Vaak vervaardigt hij meerdere schilderijen van één stadsgezicht of landschap.
Dit doet hij ook met zijn gezicht op het Valkhof. In de periode 1630-1650 schildert hij het Valkhof niet minder dan acht keer. Steeds verandert hij iets aan de voorstelling: de lucht, het water of de bootjes geeft hij dan net anders weer. Tijdens dezelfde reis legt hij ook de gehele stad Nijmegen vast. De schets werkt hij uit tot een groot schilderij op doek in 1653. Helaas bevindt dit schilderij zich in een particuliere collectie en is daardoor niet bekend bij het grote publiek.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Jan van Goyen, Het Valkhof in Nijmegen, 1641, olieverf op doek, Rijksmuseum, Amsterdam
De voorliefde voor Hollandse landschappen én stadsgezichten neemt vanaf de 17de eeuw een grote vlucht in binnen- en buitenland. Er is veel vraag naar dit soort ‘doorkijkjes’ op het vlakke Hollandse landschap die in ieder huis op hun plaats zijn. Landschappen en stadsgezichten worden dan ook minder vaak besteld door individuele opdrachtgevers en vooral in groten getale geproduceerd voor de markt. Het grote aantal schilderijen dat Van Goyen vervaardigt, evenals de vele kopieën die hij maakt van zijn eigen werk, onderschrijven dit.
Het paneel met het gezicht op Arnhem is minder groot, indrukwekkend en statig dan het grote doek met het gezicht op het Valkhof. Het is geschikter voor een kleinere ruimte of woning en voor een kleinere beurs. Hieruit blijkt opnieuw de commerciële instelling van Van Goyen. Hij vervaardigt van het stadsprofiel van Arnhem en het omliggende landschap meerdere schilderijen vanuit verschillende perspectieven en van verschillende formaten. Er is dus keuze genoeg: Voor rijke koopmannen én voor minderbedeelden verzamelaars.
Evenals van het Valkhof, schildert de kunstenaar Arnhem op verschillende manieren: Gezien vanaf de Nederrijn en vanaf het land; met veel en weinig figuren op de voorgrond; op groot en klein formaat.
In de 17de eeuw zijn geschilderde Hollandse stadsgezichten en landschappen zelden een decor voor een Bijbelse voorstelling; in tegenstelling tot wat in Vlaanderen en Italië dan nog wel gebruikelijk is. Het is echter niet juist om te veronderstellen dat er totaal geen geestelijke of vaderlandslievende betekenis in de Hollandse stadsgezichten en landschappen schuilt. De aanwezigheid van de vele kerktorens bijvoorbeeld, die het vlakke landschap van de Republiek domineren, dienen als een constante herinnering aan het protestantse geloof, dat aan de basis ligt van de Republiek.
In de volgende blog kun je meer lezen over de betekenis van stadsgezichten en stadsprofielen.
Jan van Goyen, Gezicht op Arnhem, ca. 1644, olieverf op paneel, Rijksmuseum, Amsterdam.
Einde blog.